1. So was hab' ich mein Lebtag nicht gesehen, sagte der schwarze ... ... auf dem Schaffot stand. Holl. : Daar sta ik na fraai te kijken (te prijken), zei Hans , en hij stond op het schavot te ...
1. A Kü moalkat trog a Hols. ( Nordfries ... ... beste koe van den stal nemen, en de ander mag er niet eens in kijken. – De een' mag niet in den koestal kijken, en de ander mag er in sch ..... ( Harrebomée, I, 422 ...
1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater , ... ... : Boter in de pap, spillen in den zak en hoeren in de kooi kijken gaarne uit. ( Harrebomée, I, 83. ) 298. Drei ...
1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, ... ... das Kind und dann die Wiege . Holl. : Eerst het kindje kijken, daarna wiegen. – Eerst het kindje kijken, eer men der minne drinkgeld geeft. ( Harrebomée, I, 407 a . ...
1. Abgehauener Kopf braucht keine Sturmhaube mehr. 2. Am ... ... dem Fenster sehen. Holl. : Men kan niet uit het venster kijken, als men geen hoofd heeft. ( Harrebomée, I, 328 b . ) ...
1. Aeingden der Nuos no durch däk uch dän. ( Siebenbürg.-sächs. ... ... gesteckt. Holl. : Hij laat zijn' neus te dikwijls in het glas kijken. ( Harrebomée, II, 124 b . ) *264. Er hat ...
1. Dank altert schnell. Holl. : Heden deugd gedaan, ... ... . Holl. : Hij heeft zooveel dank als of hij in de kerk kijken had. ( Harrebomée, I, 120. ) Lat. : Malam gratiam ...
1. Der Pfau braucht seine Federn all, sowie die kleine Nachtigall ... ... Holl. : Het gaat hem als de paauwen, men moet niet naar zijne voeten kijken. ( Harrebomée, II, 166 b . ) *26. Pfauen streichen ...
1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig 1 . – ... ... men alle dingen met goede oogen aanzien, dan moet men staâg door de vingeren kijken. ( Harrebomée, II, 382. ) 1395. Wer mit ehrlichen Leuten ...
Pferd (s. ⇒ Ross ). 1. A blind Ferd ... ... . : Een geschonken paard moet men eerder naar den aars dan naa de tanden kijken. ( Harrebomée, II, 161 b . ) 423. 'Geven Perd ...
1. Am jungen Licht ( Neumond ) ein schwarzes Horn , im alten ... ... 598. Holl. : Wat baat kaars en bril, als de nil niet kijken wil. ( Harrebomée, I, 371 a . ) Lat. : ...
1. Der Boden ist nass, eh' der Blinde verstopft das Fass ... ... ) – Hij heeft het voor zijne ster. Men laat hem naae de sterren kijken. ( II, 305 a . ) – Hij is zoo dronken als een ...
1. Auch mit guten Karten verspielt man. – Eiselein, 619; ... ... die Karte sehen lassen. Holl. : Hij heeft sich in de kaart laten kijken. ( Harrebomée, I, 371 a . ) *72. Ich will ...
... . Holl. : Hij staat te kijken, of hij een' klop voor zijn gezigt krijgt. ( Harrebomée, I ... ... en kijkt als eene koe voor een muizen hol. – Hij staat te kijken als een uil op eene kluit. ( Harrebomée, I, 314 b ...
*1. Den Jonas ins Wasser werfen. – Parömiakon, 499. ... ... Hij is er als Jonas in den grooten visch. – Hij zit in te kijken als Jonas in den walvisch. – Zij maken hem Jonas. ( Harrebomée, ...
Soldat (s. ⇒ Krieger ). 1. Abgedanckte Soldaten haben ... ... nicht sehen lassen. Holl. : Een goed soldaat laat nooit zijne hielen kijken. ( Harrebomée, II, 281 a . ) 34. Ein guter ...
1. Am (im) Schwanz ist das Gift . Frz. : ... ... man den Fuchs erkennt. Holl. : Daar komt de staart reeds kijken, waaran men u kennen kan. ( Harrebomée, II, 295 a . ) ...
1. Aus einer leeren Flasche ist bös einschenken. Holl. : ... ... die Flasche gucken. Holl. : Door in de flesch te diep te kijken, verdrinkt men dikwijls in een glas. ( Harrebomée, I, 192. ) ...
1. Horch, horch, et schitt de Borg ; hör', hör', he ... ... I, 398 a ) hat die Redensart in folgender Fassung : Hij stond te kijken, he het te keulen had hooren donderen, und sagt zur Erklärung : ...
... Holl. : Hij laat zijne hakken kijken. ( Harrebomée, I, 273 b . ) *4. Die ... ... Einem die Hacken zeigen. Holl. : Hij laat zijne hakken kijken. ( Harrebomée, I, 273. ) *7. Enem up ...
Buchempfehlung
In der Nachfolge Jean Pauls schreibt Wilhelm Raabe 1862 seinen bildungskritisch moralisierenden Roman »Der Hungerpastor«. »Vom Hunger will ich in diesem schönen Buche handeln, von dem, was er bedeutet, was er will und was er vermag.«
340 Seiten, 14.80 Euro
Buchempfehlung
Zwischen 1765 und 1785 geht ein Ruck durch die deutsche Literatur. Sehr junge Autoren lehnen sich auf gegen den belehrenden Charakter der - die damalige Geisteskultur beherrschenden - Aufklärung. Mit Fantasie und Gemütskraft stürmen und drängen sie gegen die Moralvorstellungen des Feudalsystems, setzen Gefühl vor Verstand und fordern die Selbstständigkeit des Originalgenies. Michael Holzinger hat sechs eindrucksvolle Erzählungen von wütenden, jungen Männern des 18. Jahrhunderts ausgewählt.
468 Seiten, 19.80 Euro