1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben ... ... Holl. : Het is een klein man, en hij wil eene groote schaduw maken. ( Harrebomée, II, 58 b . ) 678. Ein kluger ...
... Bäume werfen lange Schatten . Holl. : Hooge boomen geven meer schaduw dan vruchten. ( Harrebomée, I, 78. ) 137. Ich ... ... . Holl. : Die tegen een' goeden boom leunt, heeft goede schaduw. ( Harrebomée, I, 77. ) 242. ...
1. An einem Haar zieht man mich hin, wo ich gern bin. ... ... . ) Holl. : Geen haar zoo klein, of het heeft ook zijne schaduw. ( Harrebomée, I, 268. ) 34. Es ist nicht jeder ...
... Holl. : De eer gelijkt de schaduw, die volgt dengenen, die ze vliedt, en vliedt dengenen, die ze ... ... . ( Prov. dan., 13. ) Holl. : Eer is de schaduw der deugd. ( Harrebomée, I, 173. ) Lat. : ...
... . Keine Sonne ohne Schatten . Holl. : Geene zon zonder schaduw. ( Harrebomée, II, 506 b . ) 138. Lass ... ... Holl. : Als de zon onder is, zijn er vele beesten in de schaduw. ( Harrebomée, II, 506 a . ) 252 ...
1. Am jungen Licht ( Neumond ) ein schwarzes Horn , im alten ... ... Haus 306.) – Parömiakon, 111. Holl. : Geen licht zonder schaduw. ( Harrebomée, II, 21. ) 62. Kleine Lichter regieren ...
1. An den früchten merckt man, wie dess Baums gewartet ist. ... ... in der Sonne reifen. Holl. : De vruchten, die in de schaduw wassen, zijn niet van zulk een' goeden smaak, als die in de ...
1. Den vile förchten, muss vile förchten. – Franck, I, ... ... ( Prov. dan., 205. ) Holl. : Hij heeft vrees voor de schaduw zijner vingeren. ( Harrebomée, II, 409. ) Lat. : Vel ...
... Holl. : Hij grijpt naar de schaduw, en laat zich het vleesch ontvallen. ( Harrebomée, II ... ... Holl. : Hij vecht met (tegen) zijne eigene schaduw. ( Harrebomée, II, 242 a . ) *50. Mit ... ... Schatten greifen. – Henisch, 1736, 38. Holl. : Eene schaduw omhelzen. ( Harrebomée, II, 241 b . ) ...
... – Ik ben niet waardig te kussen de schaduw van den spijker, daar uw schoen borstel aan hangt. ( Harrebomée, ... ... Schatten zu stehen. Holl. : Hij is niet waardig in zijne schaduw te staan. ( Harrebomée, II, 431 b . ) * ...